Ik ben Lien Vanden Brande, 27 jaar oud en moeder van 2 kinderen. Een 7-jarige dochter en een 4-jarige zoon.
Mijn getuigenis begint 8 jaar geleden. Mijn vriend en ik kenden elkaar 1 maand en een half toen we ontdekten dat ik zwanger was. Na veel praten en ruzie maken met mijn schoonouders besloten we er toch voor te gaan. We waren allebei 19 jaar op dat moment. Totaal niet voorbereid op wat komen ging, maar we begonnen met goede moed, dachten we. In die 9 maanden zwangerschap ging alles heel snel. Samenwonen, weg van huis, stoppen met mijn zelfstandige zaak – ik paste op dieren aan huis en leerde paarden, mijn droombaan. In deze periode moest ik ook mijn stal annuleren, en van 3 paarden kon ik er nog maar 1 houden. Ergens ver weg op een weide stond hij. Alles voor de baby, dacht ik. Op zich had ik een zeer gemakkelijke zwangerschap. Dus de tijd vloog voorbij. Op het moment dat we het beseften, was onze dochter er.
Voor de eerste paar maanden was mijn vriend constant weg, aan het werk, en stond ik er helemaal alleen voor. Mijn ouders sprongen soms bij, maar ik wilde alles zelf doen. Ik sloot me steeds meer af en kwam nooit meer naar buiten. Ik deed alles voor mijn dochter, maar het voelde niet als mijn dochter. Ik miste mijn oude leven, maar ze was er, dus deed ik alles wat ik kon. Ik voelde me steeds meer gefrustreerd omdat mijn moedergevoelens uitbleven. Dus werd ik bozer en bozer op iedereen om me heen.
Na zes maanden vertelde mijn moeder plotseling dat ze dacht dat ik leed aan postnatale depressie. Ik lachte het weg. Ik ben altijd heel onafhankelijk, vrolijk en positief geweest. Ik kon gewoon niet depressief zijn. Maar om mijn moeder blij te maken, ging ik met haar mee naar Gent, een moeder- en kinderafdeling, om met die mensen en de psychiater te praten. Na dat gesprek voelde ik me erg slecht. Op dat moment besefte ik echt hoezeer ik mijn leven miste, hoezeer de moederband ontbrak en hoe mijn leven nooit meer hetzelfde zou zijn. Besloten werd om mijn dochter bij mijn ouders te plaatsen totdat er ruimte beschikbaar kwam op de afdeling.
Die avond kwam ik thuis zonder dochter. Mijn vriend begreep niets van de depressie en we hadden een enorme discussie. De volgende dag was hij gaan werken en was ik helemaal alleen thuis. Daar besefte ik plotseling dat ik niets meer waard was. Mijn zaak stortte in, mijn hobby stortte in, mijn relatie stond onder enorme druk en mijn dochter had me ook niet nodig. Op dat moment pakte ik de sleutels van mijn auto en wilde ik hem in het kanaal rijden. Alles ging in een waas… Gelukkig kwam mijn zus net op tijd voordat ik in mijn auto kon kruipen. Zo woedend op mezelf belde ik de afdeling en plaatsten ze me op een gesloten afdeling, zwaar onder medicatie…
Na twee weken kwam mijn zus mijn dochter bezoeken. Op dat moment wilde ik haar pakken, begon ze te huilen en wilde naar mijn zus. Toen brak er iets en stuurde ik ze weg en wilde ik ze nooit meer zien. Toen grepen ze in en namen me met mijn dochter zo snel mogelijk op. Maanden gingen voorbij, de band groeide, ik voelde me beter. Dus besloot ik naar huis te gaan. Tegen advies in, maar ik dacht dat ik de wereld weer aankon. De eerste paar maanden gingen supergoed.
Maar na een paar maanden ging het weer mis. De band met mijn dochter was er, maar ik voelde me zo slecht. Ik wilde dit leven niet. Ik wilde nooit een kind. Familieruzies kwamen langs,… Ik deed de ene baan na de andere, maar niets duurde lang. Tot de kinderopvang me plotseling belde en vroeg wat er aan de hand was. Ze vertelde mijn dochter dat er iets niet klopte. Daar stortte ik weer in. Ze verwezen me door naar de instelling in Pittem. Kort verblijf… 8 weken. In die 8 weken gingen ze alles voor me regelen. Mijn vriend was er aanvankelijk niet bij, maar liet me toch gaan. Week na week ging voorbij en de einddatum kwam dichterbij… ze bleven zeggen hoe goed ik het deed en hoeveel vooruitgang ik boekte terwijl ik me steeds slechter voelde. Na mijn gesprekken met de psycholoog voelde ik me altijd zo slecht. Het ging altijd over mijn verleden en hoe meer ik over mijn verleden sprak, hoe meer ik mijn oude leven miste.
Na die 8 weken smeekte ik de mensen daar om me te helpen. Ik kon de normale wereld nog niet aan. Uiteindelijk gingen ze ermee akkoord. En ze besloten me naar de afdeling voor jongvolwassenen te sturen, maar ik mocht thuis slapen… Ik belandde tussen jongeren die problemen hadden met hun ouders, op school,… Ik had niemand om echt mee te praten. Mijn begeleider was iemand die 2 jaar jonger was dan ik, net afgestudeerd en nog thuis woonde. Ik werd behandeld als een klein kind. Ik moest opdrachten doen zoals het tekenen van een boom, ik weigerde mee te werken, het hielp me helemaal niet. Zo krabbelde ik weer op.
Ik voelde me helemaal niet begrepen. Om het nog erger te maken, liep mijn relatie stuk en moest ik terug naar mijn ouders. Daar kreeg ik ook een miskraam door het gebruik van mijn antidepressiva. Ik was helemaal gebroken maar niemand kon me horen. Tot op een nacht kon ik niet meer. Ik was alleen thuis en pakte een mes en begon mijn polsen te snijden. Mijn ouders kwamen net op tijd thuis